Tijdens zijn actieve loopbaan was Mark directeur van één van de drie onderzoeksinstituten van SCK•CEN, met name het Instituut voor Milieu, Gezondheid en Veiligheid. In dit instituut wordt onder andere onderzoek verricht in de brede domeinen van nucleair afval en van Stralingsbescherming. Ook onderzoek in verband met nucleaire noodplanning behoort hierbij. In de periode 2005 tot 2013 was hij afgevaardigde van de bedrijven (economische sector) in de Algemene Vergadering en de Raad van Bestuur van MONA en waarnemer van SCK•CEN in de Algemene vergadering van STORA. Ondertussen is hij als Mollenaar ook gewoon lid van de werkgroep Algemene Nucleaire Problematiek en van de werkgroep Opvolging Berging van MONA. In het najaar van 2013 werd hij co-voorzitter en sinds 2016 is hij voorzitter van deze laatste werkgroep die de technische kanten van het cAt-project opvolgt.
Eén op drie inwoners Mol en Dessel weet niet wat te doen bij een nucleair incident
Eén op drie inwoners van Mol en Dessel kan spontaan geen enkele van de vijf reflexmaatregelen opnoemen die gelden in de eerste fase van elk groot nucleair incident. Slechts één van de 437 respondenten slaagde er in om alle vijf de aangewezen gedragsregels op te sommen. Dat blijkt uit een onderzoek van de Universiteit Antwerpen in opdracht van de lokale partnerschappen Stora en Mona, NIRAS en de betrokken gemeentebesturen. De vaststelling toont aan dat er op vlak van preventieve crisiscommunicatie nog een lange weg valt af te leggen, een uitdaging die de partnerschappen, NIRAS en de gemeentebesturen graag aangaan.
De partnerschappen STORA en MONA werken - in nauwe samenwerking met Mol, Dessel en NIRAS - aan een toekomstige informatiecampagne over de risico’s die gepaard gaan met de nucleaire bedrijven in de regio. Deze campagne volgt uit één van de voorwaarden – met name optimalisatie van de bestaande nucleaire noodplanning - die werden gesteld om de oppervlakteberging van kortlevend laagradioactief afval in onze regio mogelijk te maken. Zo is het van groot belang dat inwoners van deze streek goed weten wat ze moeten doen bij een groot nucleair incident. Deze campagne vormt een aanvulling op de vijfjaarlijkse campagnes van de federale overheid.
Kennen onze inwoners de reflexmaatregelen?
Vooraleer deze informatiecampagne doelgericht uit te werken, is het belangrijk om na te gaan hoe het met de kennis van onze inwoners gesteld is omtrent nucleaire risico’s en de reflexmaatregelen. Deze reflexmaatregelen zijn vrij eenvoudige regels die elke inwoner best meteen spontaan volgt wanneer hij via de alarmering over een nucleair incident wordt geïnformeerd. Deze vijf reflexmaatregelen zijn de volgende:
1.
Binnen gaan of binnen blijven.
2.
Sluit ramen en deuren.
3.
Luister naar radio en televisie voor de boodschappen van de overheid.
4.
Telefoneer of sms niet onnodig.
5.
Laat de kinderen op school.
Naast de kennis van de reflexmaatregelen peilde het onderzoek naar de risicoperceptie, de kennis over jodiumtabletten en het informatiezoekgedrag van inwoners met betrekking tot een nucleair incident.
Spontaan maatregelen opnoemen?
Het onderzoek werd uitgevoerd door de onderzoeksgroep ‘Milieu & Samenleving’ van het departement Sociologie van de Universiteit Antwerpen. De informatie werd verzameld via een telefonische bevraging bij 437 inwoners van Mol en Dessel, ouder dan 16 jaar. Een derde van de respondenten kende geen enkele van de vijf officiële reflexmaatregelen. Slechts één persoon kon spontaan alle maatregelen opsommen.
De meest gekende maatregelen die mensen vermeldden, waren ‘schuilen’, ‘sluiten van ramen en deuren’ en ‘luisteren naar radio en televisie’. De helft van de inwoners vermeldde het belang van schuilen. Wat betreft het ‘sluiten van ramen en deuren’ en het ‘luisteren naar radio en televisie’ werd elke maatregel slechts door een derde van de respondenten aangehaald. Amper 1% wist dat kinderen niet van school mogen gehaald worden én dat telefoonlijnen best vrijgehouden worden.
Bereidheid om maatregelen te volgen?
Wanneer we kijken naar de opvolgingsbereidheid van de reflexmaatregelen, dan zien we dat deze parallel lopen met de bekendheid van een gedragsregel. Zo stelt 10% dat ze – ook bij een uitdrukkelijke aanbeveling door de overheid om het niet te doen – hun kinderen toch wel van school zouden halen. Voor de regel om niet te telefoneren, beweert 21% dat ze de door de overheid gecommuniceerde gedragsregels (waarschijnlijk) niet zou volgen. Voor het volgen van de overige drie maatregelen: ‘schuilen’, ‘ramen en deuren sluiten’ en ‘luisteren naar radio en televisie’ ligt dit ‘weigeringspercentage’ veel lager (3 à 8%).
Mogelijke redenen hiervoor zijn de onduidelijkheid van de maatregel of dat de gedragsregel indruist tegen het menselijke instinct. Naast het verdere investeren in het kenbaar maken van de vijf regels, moet er daarom ook extra aandacht gaan naar het toelichten waarom deze regels noodzakelijk zijn én is het belangrijk om de effectiviteit van deze regels te bespreken met inwoners.
Verband tussen risicoperceptie en kennis?
Het onderzoek toont een lage risicoperceptie aan van een nucleaire crisis in Mol of Dessel. Bijna 70% van de respondenten acht de kans op een nucleair incident klein tot onbestaande. Eerdere onderzoeken toonden aan dat een lage risicoperceptie samenhangt met een beperkt zoekgedrag naar informatie én dus ook een beperkte kennis van de reflexmaatregelen. Dit onderzoekt toont een omgekeerd verband. Mensen met een lage risicoperceptie (‘zij denken dat er niets zal gebeuren’) hebben meer kennis van de maatregelen dan mensen met een hoog risicoperceptie (‘de kans is groter dat er iets zal gebeuren’).
Een mogelijke redenering is dat mensen die vertrouwd zijn met nucleaire activiteiten er minder risico in zien, net omdat hun kennis hoger ligt. En dat mensen die niet veel weten over het thema, meer angst voelen en daarom het risico relatief hoger inschatten. Deze analyse stemt overeen met de resultaten van een vergelijkbaar buitenlands onderzoek in 2012. Zij vonden dat mensen die dicht bij nucleaire installaties wonen een lagere risicoperceptie hebben dan mensen die verder af wonen. Mensen die dichtbij een installatie wonen zijn vertrouwder met het nucleaire en zijn beter op de hoogte van de risico’s. Vanuit deze vaststelling zou het zeer interessant zijn om dit onderzoek te herhalen met Kempenaars die verder van de nucleaire sites wonen, bijvoorbeeld in Kasterlee of Geel.
Waar informatie zoeken?
De helft van de burgers vindt het zijn eigen verantwoordelijkheid om informatie op te zoeken over nucleaire risico’s. Maar liefst 70% geeft ook aan dat ze weten waar deze info te vinden, met name het internet. Ook de gemeentebesturen worden beschouwd als belangrijke informatiepartners. Ondanks de hoge zoekbereidheid blijft de spontane kennis van de belangrijkste basismaatregelen vrij beperkt. Toekomstige communicatiecampagnes richten zich daarom best nog sterker op het ‘waarom’ van een maatregel. Begrip van de maatregelen vormt de beste garantie voor het effectief opvolgen en toepassen ervan.