De Vlaamse Regering had zich aan het begin van deze legislatuur voorgenomen om 120.000 extra mensen aan het werk te helpen, wat een belangrijke stap zou betekenen richting een werkzaamheidsgraad van 80%. Op dit moment hebben we, en dat ondanks de coronacrisis en de impact van de Russische inval in Oekraïne op de wereldeconomie, reeds meer dan de helft van de weg afgelegd. Sinds de start van de legislatuur gingen er 66.100 extra mensen aan de slag en behalen we in het eerste kwartaal van dit jaar een werkzaamheidsgraad van 76,6%, het hoogste percentage ooit. Op de laatste ministerraad van het parlementair jaar neemt minister van Werk Jo Brouns, na het sluiten van het Vlaams Werkgelegenheidsakkoord enkele weken geleden, een extra pakket aan maatregelen in functie van een hogere werkzaamheidsgraad.
De Vlaamse Regering heeft 5 maatregelen van minister Brouns goedgekeurd die een drieledig doel hebben:
- In de eerste plaats wil Vlaanderen, samen met zoveel mogelijk partners, werk maken van een werkzaamheidsgraad van 80%, en dit door zoveel mogelijk openstaande vacatures in te vullen;
- Daarnaast is het niet alleen de bedoeling om meer Vlamingen aan het werk krijgen, maar ook langer en meer werkbaar aan het werk te houden. Psychosociale aandoeningen, zoals burn-out of werkstress, worden niet voor niets de ziekte van de 21e eeuw genoemd;
- Uiteindelijk willen we dit realiseren door onder andere werk te maken van een permanente leercultuur. Zelfontplooiing en honger naar en op peil houden van kennis en competenties zijn immers belangrijke voorspellers van jobtevredenheid. Wie werkt volgens zijn competenties, voelt zich beter in zijn job.
Vlaanderen investeert in opleidingen
De Vlaamse arbeidsmarkt kampt al jaren met een beperkte opleidingsdeelname. Zeker wie lager geschoold is, volgt in de verdere loopbaan zelden een opleiding. Volgens analyses van het Departement Werk en Sociale Economie en Steunpunt Werk is amper 42% van de Vlaamse werknemers gemotiveerd om een opleiding te volgen. De redenen hiervoor zijn divers: de professionele horizon van werknemers is beperkt tot de huidige job, de combinatie privé-werk-opleiding is niet evident, men is niet altijd even goed op de hoogte van de bestaande opleidingsstimuli, opleidingen worden te vaak geassocieerd met schoolse opleidingen, …. Het spreekt dan ook voor zich dat investeringen in opleidingen cruciaal zijn om werknemers aan te zetten om een opleiding te volgen en werk te maken van een permanente leercultuur.
Met de verlenging van het gemeenschappelijk initiatiefrecht van het Vlaams opleidingsverlof wordt het recht van een werknemer op verlof bij het volgen van een opleiding verdubbeld, en van 125 uur naar 250 uur per jaar. Dit op voorwaarde dat de werknemer een opleiding op voorstel van de werkgever volgt. Daarom is er sprake van een ‘gemeenschappelijk initiatiefrecht’. Met deze maatregel maakt minister Brouns meteen werk van de uitvoering van het Vlaams werkgelegenheidsakkoord.
In het kader van het Vlaams opleidingsverlof wordt een expliciete rol gegeven aan werkgevers om aan werknemers opleidingen voor te stellen die de situatie op de werkvloer, de sector of de Vlaamse arbeidsmarkt verbeteren, vertrekkende vanuit de aanname dat de werkgever goed geplaatst is om die inschatting te maken. Uit cijfermateriaal blijkt dat dit initiatief werkt: meer dan een derde (26.255) van de aanvragen van het Vlaams Opleidingsverlof hebben betrekking op het gemeenschappelijk initiatiefrecht, wat zeer positief is.
Ook maakt minister Brouns werk van een vereenvoudiging van het bestaande instrumentarium voor werkplekleren. De Vlaamse Regering keurde een ontwerpdecreet goed waarmee 5 bestaande financiële incentives worden afgeschaft (startbonus, stagebonus, mentorkorting, doelgroepvermindering voor leerlingen in een alternerende opleiding en doelgroepvermindering voor deeltijds werkende jongeren uit het beroepssecundair onderwijs). Deze worden vervangen die door twee instrumenten: (1) een premie voor ondernemingen die leerwerkplekken aanbieden, (2) en een leerlingenpremie voor een alternerend opleiding.
De premie kwalificerend werkplekleren beloont ondernemingen voor hun engagement als leerwerkplek, stimuleert hen tot het zorgen voor kwalitatieve begeleiding van de lerende op de werkplek en zet ondernemingen aan om mee te werken aan kwalificerende opleidingen.
Daarnaast wordt een leerlingenpremie alternerende opleiding ingevoerd. Deze premie wil leerlingen in alternerende opleidingen (combinatie van leren op de schoolbanken en op de werkvloer) belonen voor hun volgehouden engagement op de werkplek, naast het leren op school. Wanneer deze leerling met een overeenkomst in het kader van een alternerende opleiding 4 maanden leert op een werkplek, kan de leerling aanspraak maken op een leerlingenpremie.
Beide premies hebben als doel de leercultuur binnen KMO’s te vergroten. Het ontwerpdecreet wordt de komende maanden aan het Vlaams Parlement voorgelegd.
Vlaanderen investeert in ondernemerschap
Een transitiepremie is een bestaande ondersteunende premie voor niet-werkende uitkeringsgerechtigde werkzoekenden die een eigen zaak opstarten. Als zij zelfstandig in hoofdberoep worden, verliezen ze hun werkloosheidsuitkering. Dankzij de transitiepremie en het daarbij horende prestarterstraject wordt het risico op inkomensverlies deels ondervangen en ingezet op competentieversterking. Op die manier activeert Vlaanderen momenteel op jaarbasis een 500-tal werkzoekenden als ondernemer.
Vlaanderen heeft nu beslist dat de premie dit jaar nog ook zal gelden voor werkzoekenden die niet uitkeringsgerechtigd (nieuwe doelgroep) zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld over mensen die lange tijd thuis waren om voor de kinderen te zorgen of schoolverlaters. Op kruissnelheid betekent dit een investering van 6,5 miljoen euro per jaar in 2025.
Deze transitiepremie, die zicht richt op mensen die niet werken, is niet cumuleerbaar met de jobbonus plus, die zich richt op wie de overstap van werknemer naar ondernemer. Deze week is het decreet goedgekeurd in het Vlaams Parlement en zijn de betalingsmodaliteiten beslist in de Vlaamse Regering.
Werknemers met een brutomaandloon van 2.500 euro of minder zullen bij de overstap naar een zelfstandige activiteit maximaal twee keer een premie van 600 euro krijgen. De eerste keer het jaar dat ze starten met ondernemen in hoofdberoep, de tweede keer als ze een jaar na start nog steeds actief zijn als ondernemer in hoofdberoep. Ook wie al zelfstandig is in bijberoep kan deze premie ontvangen bij een overstap naar een voltijdse zelfstandige activiteit. Jaarlijks zullen naar schatting ongeveer 12.000 startende ondernemers deze premie kunnen ontvangen.
De Vlaamse regering schakelt partners in via de sectorconvenanten
Dankzij de sectorconvenants zijn sectoren al meer dan 20 jaar structurele partners in het Vlaamse werkgelegenheidsbeleid. Vertrekkende van hun sectorale uitdagingen en de noden van hun ondernemingen dragen sectoren bij aan het verhogen van de werkzaamheidsgraad naar 80%. Een doelgerichte samenwerking – momenteel met 38 sectoren – helpt ons om meer mensen aan het werk te krijgen en te houden en elk talent te (h)erkennen, ontwikkelen en benutten.
Voor het eerst sinds 2009 wordt het decreet aangepast dat de samenwerking vorm geeft en meer de nadruk gelegd op intersectorale samenwerking en werkbaar werk. Vlaanderen investeert in sectorconsulenten die naar de bedrijven trekken met allerlei mogelijk dienstverlening en informatie, zoals bijvoorbeeld over de werkbaarheidscheques, tips over hoe ze drempels kunnen wegwerken rond non-discriminatie of een samenwerking kunnen opzetten met een school. Op die manier kan er op maat van elke individuele sector en bedrijf actie worden ondernomen.
Minister Brouns is tevreden dat hij op deze manier het parlementaire jaar kan afsluiten. Zonder aanvullend federaal beleid zal Vlaanderen aan het einde van deze legislatuur evenwel afklokken op een werkzaamheidsgraad van 78,2%: ‘Ik wil maximaal gebruik maken van de instrumenten die Vlaanderen heeft, maar enkel en alleen hiermee zullen we er niet komen. De krapte op de arbeidsmarkt in Vlaanderen is nijpend en we willen als Vlaamse Regering absoluut onze verantwoordelijkheid nemen. Deze vijf maatregelen betekenen alvast een nieuwe stap in de juiste richting.’